Praat mee over ‘Kleine gemeenten lichter’

De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) belegt in januari 2020 vier regiobijeenkomsten met als thema ‘Kleine gemeenten lichter’, waarin u als gemeentelid kunt meepraten over vereenvoudiging van het kerkelijk bestuur in kleine gemeenten. Hoe kunnen kleine gemeenten ‘licht’ en tegelijk volwaardig gemeente zijn? De gesprekken in deze bijeenkomsten zullen uitmonden in concrete voorstellen aan de synode. Meepraten vanuit de plaatselijke ervaringen heeft dus nut!

‘Lichter besturen’ is al langer een aandachtspunt van de synode. De door de synode ingestelde werkgroep ‘Kleine gemeenten lichter’ bespreekt in het rapport ‘Lichter Verkend’ van oktober 2019 de situatie van veel kleine gemeenten en verkent daarin een aantal mogelijkheden.

Deze mogelijkheden van ‘Kleine gemeenten lichter’ worden tijdens de volgende regiobijeenkomsten besproken:

8 januari in Assen (De Open Hof, Sleutelbloemstraat 1, Assen)
14 januari in Roosendaal (Kruiskerk, Sint Lucasplein 1, Roosendaal)
21 januari in Schagen (Grote Kerk, Markt 23, Schagen)
29 januari in Wageningen (Bevrijdingskerk, Ritzema Bosweg 18, Wageningen)

De bijeenkomsten beginnen om 19.30 uur en duren tot 22.00 uur. Klik hier om u aan te melden.

Naast de vier regionale bijeenkomsten wordt in iedere classis het gesprek gevoerd in een bestaande vergadering (classicale vergadering, ring, werkgemeenschap, classicale visitatie), zodat uiteindelijk naast de vier publieke bijeenkomsten elf classicale gesprekken plaatsvinden.
Tijdens de ronde door het land over de bespreekversie ‘Mozaïek van Kerkplekken’ bleek dat vooral kleine en dorpsgemeenten de organisatievorm van kerngemeente als een goed alternatief zagen voor de eigen ‘te zware’ organisatie. Met name vanuit gemeenten in Zeeland/Brabant/Limburg en Friesland/Groningen/Drenthe werd aangegeven dat deze lichtere vormen nodig zijn om het als gemeente vol te houden. De synode heeft een werkgroep van deskundigen aangesteld om te onderzoeken welke mogelijkheden de huidige kerkorde kent voor kleine gemeenten om op een voor hen passende wijze te voldoen aan de kerkorde; zo nodig voorstellen te doen voor aanvulling van die mogelijkheden; en hier verder over te rapporteren in de synodevergadering.

De werkgroep bestaat uit een projectgroep en een klankbordgroep. Die klankbordgroep wordt gevormd door Delta-classispredikant ds Arie van der Maas en classispredikant van Friesland, ds Wim Beekman, de voorzitters classicale visitatie ds Dick Looijen en ds Co Janssen, de synodeleden (ouderling) Anna Verbeek en (ouderling Janneke Opmeer, projectleider dorpskerkenbeweging Jacobine Gelderloos, projectleider Kerk 2025 ds Lieuwe Giethoorn. De projectgroep bestaat uit de medewerkers dienstenorganisatie Gijs de Jong, Door-Elske Cazemier, Peter den Hoedt, Marjo Runia en Bart van Noord (projectleider).

In de zomerperiode zijn leden van de werkgroep uitgebreid geïnterviewd over ervaringen, visie en vragen over de situatie van kleine gemeente. De kernthema’s die naar voren kwamen, zijn door de werkgroep besproken en hebben geleid tot de tussenrapportage ‘Lichter Verkend’. Het synodegesprek hierover is essentieel om daarna tot concrete aanbevelingen en voorstellen te komen voor ‘lichter’ gemeente-zijn. Lichter in de structuur en organisatie van de gemeentevorm en daardoor beter toereikend aan de essentie van gemeente-zijn. Uit de tussenrapportage blijkt dat de mogelijkheid van de kerngemeente in de actualiteit van 2019 een nieuw perspectief krijgt: wat is al gemeente en wat is nog gemeente?

Uitgangspunt

Op dit moment worden inzicht en gesprek in de thematiek het meest geholpen door uit te gaan van een gemeente met één kerkenraad (dus geen wijkgemeenten binnen een AK-setting), meestal in de setting van een dorp of kleine stad. Er wordt van uitgegaan dat in de gemeente een klein (tot zeer klein) aantal mensen zich zeer langdurig inzet om het werk gaande te houden. Een belangrijke gemene deler voor kleine gemeenten is dat het niet of nauwelijks meer lukt om te voldoen aan de huidige kerkorderlijke minimumvereisten van aantallen ambtsdragers en samenstelling colleges.

De werkgroep heeft vooral de kleine gemeenten op het oog, die weinig leden hebben, meestal vergrijsd, met weinig bestuurskracht en soms weinig financiële middelen. Vragen en zorgen over de toekomst worden vaak als een last ervaren, een constant afgestemd zijn op krimp en bestaande onmogelijkheden. Er zijn echter ook kleine gemeenten waarin leden zich onbevangen en ‘licht’ inzetten voor de geloofsgemeenschap en (vaak ook) voor de omgeving. Waar wel een ambtsdragerstekort, maar geen vrijwilligerstekort is. Waar vreugde overheerst over wat kan en wat men betekent als gemeente van Christus. Maar waar wel het gevoel leeft van teveel ballast door de ‘oude’ structuur en vervreemding ervaren wordt bij idealistische voorbeelden van kerkvernieuwing.

Herkenbaarheid als gemeente van Christus is er als de basistaken van de gemeente zichtbaar worden in het dagelijks leven van de geloofsgemeenschap en de mensen die haar vormen. Voor de werkgroep is de herkenbaarheid van de gemeente in deze basistaken essentieel.

Het tweede uitgangspunt voor de werkgroep is de duurzame aanwezigheid van gemeenten in de context van een dorp of leefomgeving. Juist in de lokale context heeft de gemeente een plek, en met name in dorpen, heeft de kerk vaak ook zichtbaar een samenbindende functie. Dorpsgemeenten zijn misschien wel de meest missionaire gemeenten in het land. Ze vervullen, onder meer door hun diaconale activiteiten, pastorale aandacht of vanzelfsprekende openheid, een maatschappelijke functie in de omgeving. Dorpsgemeenten hebben een eigen bijdrage aan de cultuur en identiteit van het dorp. Dat de dorpskerkenbeweging het afgelopen jaar op zo’n hartelijke ontvangst onder dorpskerken heeft kunnen rekenen is een illustratie van de groeiende aandacht om als geloofsgemeenschap van betekenis te zijn voor het dorp.

Geestelijke vorming

De werkgroep heeft de indruk dat van de vijf basistaken de aandacht voor de geestelijke vorming de lastigste is om gericht inhoud te geven. Als een gemeente niet meer toekomt aan de basistaken, dan is de vraag gerechtvaardigd: is het nog mogelijk om hier volwaardig en voluit kerk te zijn. Dat vraagt in de eerste plaats van gemeenten zelf een kritische reflectie.

Zowel voor zelfstandigheid als voor samenwerking geldt: het is geen doel op zich. Samenwerking kan helpen om lokaal beter volwaardig gemeente te zijn en om een of meer van de basistaken met elkaar uit te voeren. De gemeenschappelijke vraag in samenwerking is dan ook: hoe kunnen we als gemeenten elkaar helpen om ieder op de eigen plek betekenisvol te zijn, gericht op de bloei van iedere geloofsgemeenschap met haar mogelijkheden?

Voor de werkgroep roept dit de vraag op hoe in de gemeenten rond het vraagstuk van zelfstandigheid en samenwerken een omslag in denken kan plaatsvinden, zodat zelfstandigheid niet ten koste van alles de norm is en samenwerken pas het alternatief wordt als het echt niet anders meer kan.

Verschillende vormen van samenwerking met andere kerken, denominaties of organisaties bieden nieuwe kansen om volwaardig gemeente te blijven en roepen tegelijk de vraag op hoe in al deze vormen van samenwerking evenwichtig aandacht kan blijven voor de vijf basistaken die de gemeente kenmerken.

Daarnaast komen ook de organisatiestructuur aan bod en aanpassingen in de bestuurlijke structuur van de gemeente. Vooral komt de vraag aan de orde wat noodzakelijk is om een gemeente te kunnen zijn. Zijn hieraan andere voorwaarden te stellen dan het eerder genoemde uitvoering geven aan de vijf basistaken van de gemeente?