Ringen maken het werk van kerkenraden en classicale vergaderingen eenvoudiger

Ds. Leo Koffeman ontkracht vier misverstanden over de ringen. Zo schat hij bijvoorbeeld in dat het een reductie van 75% van het aantal bovenplaatselijke ‘kerkbestuurders’ is. In een artikel op de website van de Protestantse Kerk in Nederland legt hij zijn standpunt uit.

Prof dr Leo Koffeman

Misschien is het u tot nu toe ontgaan: er zijn sinds 2018 ook ‘ringen’ in de Protestantse Kerk. Elke gemeente maakt deel uit van een ring. Welke ring dat is, dat beslist in beginsel het breed moderamen van de classicale vergadering (zie ord. 4-17). In elke classis zien we een aantal ringen. In de praktijk bestaat een ring meestal uit de gemeenten die tot voor kort een classis vormden.

Laat me proberen eerst maar eens vier misverstanden uit de weg te ruimen. Dan wordt hoop ik duidelijk wat het vernieuwende van de ring is, en hoe dit tegelijk het werk van kerkenraden en classicale vergaderingen eenvoudiger maakt. Daarna maak ik een paar opmerkingen over wie verantwoordelijk is.

Vier misverstanden

Het eerste misverstand: ‘weer een vergadercircuit erbij’, zie ik u denken. ‘Alsof het al niet lastig genoeg is om mensen te vinden voor de classis’.

Dat laatste is zeker waar. Nogal wat kerkenraden hadden (het is verleden tijd!) er elk jaar weer grote moeite mee een ambtsdrager bereid te vinden om ‘naar de classis te gaan’. Moest je als ‘gewone’ diaken of ouderling meedenken over vragen waar je in je eigen gemeente misschien weinig mee te maken kreeg, of waar je in elk geval weinig feeling voor had. Met als toetje een rapport van het breed moderamen dat uiteraard zijn meer bestuurlijke zaken keurig voor elkaar had. Niets op aan te merken, toch?

Toch gaat het hier om een misverstand, want het bovenplaatselijke vergadercircuit is nu juist kleiner geworden. Niet elke kerkenraad vaardigt meer iemand af. Uit elke ring worden een paar ambtsdragers verkozen om naar de classis te gaan. Dat leidt tot een reductie van het aantal bovenplaatselijke ‘kerkbestuurders’ met naar schatting 75%!

Het tweede misverstand: ‘de ring is overbodig’.
Nee. Dat zou zo zijn, als de ring en de classicale vergadering dezelfde opdracht zouden hebben. Maar dat is niet zo. De classicale vergadering heeft vanouds een dubbele taak: leidinggeven en ontmoetingsplek zijn. In kerkordetaal: ,,De classicale vergadering (a) geeft leiding aan het leven en werken van de classis en (b) geeft daarin gestalte aan de verantwoordelijkheid van de gemeenten voor elkaar en voor de gehele kerk, alsmede aan de verantwoordelijkheid van de kerk voor de gemeenten” (art. VI-4 kerkorde). Bij (b) speelt ontmoeting een grote rol.

De classicale vergadering (nieuwe stijl) concentreert zich op (a), op het leidinggeven, al gaat dat natuurlijk niet zonder ontmoeting. Voor zover de classicale vergadering en haar breed moderamen bestuurlijke taken hebben, zoals gemeenten toestemming geven voor bepaalde zaken, ligt dat nog steeds helemaal bij de classicale vergadering. Overigens zijn heel wat van dat soort bestuurlijke taken uit de kerkorde verdwenen: kerkenraden hebben meer vrijheid gekregen om allerlei zaken naar beste weten zelf te regelen. Maar de ring is juist geen vergadercircuit. Het is een ontmoetingsplek in de regio. De kerkorde zegt het zo: De ring ‘geeft gestalte aan de verantwoordelijkheid van de gemeenten voor elkaar, onder meer door het stimuleren en zelf voeren van het kerkelijk gesprek en het op andere wijze bevorderen van de saamhorigheid van de gemeenten in het nakomen van haar taak en roeping’ (ord. 4-17-2).

Het derde misverstand: ‘het blijft een ongewenste taakverzwaring voor ambtsdragers’.
Ook dat klopt niet. De ringen hebben volledige vrijheid in de manier waarop zij die verantwoordelijkheid van de gemeenten voor elkaar vormgeven. Er zijn in veel gemeenten misschien wel minder ambtsdragers dan voorheen, maar tegelijk zijn tal van gemeenteleden op allerlei manieren actief in het gemeentewerk. Natuurlijk kan de ring kerkenraadsleden uitnodigen voor (ik noem maar wat) een vergadering over nieuwe vormen van gemeente-zijn. Maar de ring kan ook mensen uit het jeugdwerk bij elkaar brengen om ervaringen uit te wisselen, diakenen en mensen van ZWO-groepen uitnodigen met een spreker van Kerk in Actie, of zelfs een korenfestival of een regionale kerkendag organiseren. Allemaal mogelijkheden om ‘de saamhorigheid van de gemeenten in het nakomen van haar taak en roeping te bevorderen’.

Het vierde misverstand: ‘per saldo kunnen kerkenraden er dus weinig mee’.
Dat is ook weer niet waar. Ontmoetingen kunnen ook kerkenraden inspireren. Bovendien kunnen de kerkenraden in een ring samen besluiten tot het regelmatig houden van vergaderingen van ambtsdragers. In zulke vergaderingen kunnen door de kerkenraden ook de leden van de classicale vergaderingen gekozen worden (maar dat kan ook schriftelijk). Ook het breed moderamen van de classicale vergadering kan (al dan niet op verzoek) zo’n vergadering bijeenroepen.

Wie neemt de verantwoordelijkheid?

Hierboven las u al iets over de mogelijkheden. Maar nu nog iets over de wijze waarop het georganiseerd wordt.
Bewust is ervoor gekozen om hierover niet ‘van bovenaf’ iets in de kerkorde vast te leggen. De verantwoordelijkheid is gespreid. Allereerst wordt gedacht aan de predikanten. De predikanten binnen de ring ontmoeten elkaar regelmatig in de werkgemeenschap van predikanten. Daar is een van de taken ‘het bevorderen van de samenwerking van en de uitwisseling tussen gemeenten die deel uitmaken van dezelfde ring’ (ord. 4-18-2). Van die kant mogen dus ideeën en initiatieven worden verwacht, waarbij niet pertinent steeds dezelfde predikanten (als een soort ringbestuur) het voortouw behoeven te nemen.

Op de achtergrond houden twee personen een oogje in het zeil. De classispredikant zal bij bezoeken aan gemeenten en predikanten ook hiernaar vragen. Loopt het? ‘Best practices’ uit andere ringen kunnen dan worden gedeeld. En de ring werkt hierin samen met de voorzitter van het classicale college voor de visitatie, zegt de kerkorde. Die kan dus ook ingeschakeld worden voor advies.

Ten slotte: elk jaar wordt in de classicale vergadering een overzicht gemaakt van de activiteiten in de ringen. Ook dat is bedoeld om elkaar te stimuleren en op ideeën te brengen.

Prof dr L.J. Koffeman is emeritus hoogleraar aan de Protestantse Theologische Universiteit van Amsterdam.