Column: Als het leven broos wordt

Ds Wim Beekman. foto Sandra Haverman

Ds Wim Beekman is classispredikant (of ‘classisdominee’ zoals hij het zelf liever noemt) van Friesland. Hij schrijft wekelijks een column voor de Leeuwarder Courant (www.lc.nl). Deze week kijkt hij terug op de afgelopen coronamaanden, met al zijn problemen en worstelingen. Hij leest zijn eigen columns terug en beseft hoe broos en kwetsbaar het leven is gebleken het afgelopen jaar.

‘DAT DOE IK WEL EVEN’, denk ik als Leo Fijen mij vraagt een aantal columns uit coronatijd bij elkaar te zoeken om in een boekje te bundelen. Niet dus. Voor ik er erg in heb, ben ik volledig verzonken in de dagen en weken na 12 maart 2020. Toen het leven zomaar broos werd.

De vrees, de verwarring en de beperkingen die kwamen, de onbevangenheid die verdween – alles trekt aan me voorbij. En het raakt me. Alsof ik een luikje in het hart opendoe. De beelden komen terug, en hoe het voelde ook.

De lege banken van de Martinikerk, waar ik op een eenzame preekstoel sta

De kleindochter die even komt zwaaien voor het raam, en weer vertrekt zonder binnen te komen. De kerkdienst op bed voor Omrop Fryslân. De lege banken van de Martinikerk in Franeker, waar ik op een eenzame preekstoel sta.

Het verhaal van de storm op het meer die ineens onze coronastorm wordt die over de wereld raast. De regel binne wy in duvels macht uit het Onze Vader van Eppie Dam die ineens zo anders voelt dan voor de tijd van corona.

Mijn schuldgevoel als een vriendin me vraagt hoe we de kerkdeur nu kunnen sluiten. ,,Zelfs in de oorlog bleven de kerken open. Juist nu hebben we de troost, de bemoediging en de verbondenheid door de kerkdienst nodig.”

De besmuikte blikken van enkele dames op straat

De besmuikte blikken van enkele dames op straat als ik de supermarkt uitkom met een pak wc-papier. Het gehannes met een mondkapje bij de bakker, mijn bril die beslaat en het hoortoestel dat achter het touwtje blijft haken.

De gesprekken met bekenden aan de overkant van de straat die evenals wij ‘een frisse neus’ gaan halen. Mijn heimelijke gedachte in april: ‘Ik weet niet of we Pasen weer in de kerk kunnen vieren. Het zou wel eens Pinksteren kunnen worden eer dit allemaal voorbij is.’

De verhalen van bekenden die ziek zijn geworden van het virus. De berichten van wie een dierbare aan deze ziekte verloor. Van ondernemers en allen die rechtstreeks in hun bestaan geraakt zijn. En ook van wie er in inkomen op vooruit gegaan zijn.

Is het verantwoord er met de boot op uit te gaan?

De verwarring in de zomer wat je doen of laten zult. Is het verantwoord er met de boot op uit te gaan en in een jachthaven te liggen? Kunnen we de kleinkinderen weer een paar dagen aan boord nemen? Alle keren dat ik mijn gedachten hierover weer bijstel. Alles wat voortdurend wisselt in mijn hoofd.

Terwijl ik al mijn columns uit de afgelopen maanden teruglees, komt er één woord bij me boven: ‘broos’. Ineens is het leven broos geworden. Daar moesten we het mee doen, daar hebben we het mee gedaan, daar zullen we het nog mee moeten doen.

Al die maanden schreef ik hier over één gevoel: het leven is broos gebleken, en kwetsbaar. Met daarbij één houvast:

Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, de walmende vlaspit niet uitdoven (Jesaja 42:3).