Column: Rekkelijken en preciezen

Ds Wim Beekman is classispredikant (of ‘classisdominee’ zoals hij het zelf liever noemt) van Friesland. Hij schrijft wekelijks een column voor de Leeuwarder Courant (www.lc.nl). De column van deze week willen we u niet onthouden, want Beekman gaat op lichtvoetige en humorvolle wijze in op omgaan met het coronavirus en de bijbehorende dilemma’s.

ONDER ONS ZIJN REKKELIJKEN EN PRECIEZEN. Ik kan het in de supermarkt van ons dorp al zien. Er is de klant die onbekommerd een karretje uit de rij plukt en daarmee direct de winkel in stiefelt. Dat is een rekkelijke. De precieze staat eerst uitgebreid te poetsen met desinfectans op de handgrepen van de winkelwagen. Daar kan het virus op zitten.

Preciezen houden netjes anderhalve meter afstand, en voor de zekerheid liefst een meter meer. Zij deinzen terug als je een praatje met hen begint en te dichtbij komt. Rekkelijken spreken je graag even aan en hebben voor je gevoel de neiging bij je binnen te kruipen.

Waar de ruimdenkende medeburgers het gevoel hebben dat het, zeker hier, wel meevalt met de verspreiding van het virus, en dat de teugels toch ook weer losser moeten op een gegeven moment, zeggen de nauwgezette dorpsgenoten dat COVID-19 nog lang niet weg is.

‘Ik vrees dat ik een beetje tot de preciezen behoor’

Ds Wim Beekman. foto Sandra Haverman

Ik vrees dat ik een beetje tot de preciezen behoor. Dat is geen bewuste overtuiging, dat is wat ik in mijzelf aantref. Zoals een ander meer vrijmoedigheid in zichzelf vindt. Dat heeft te maken met vrees en vertrouwen. Of liever met de verhouding tussen die beide.

In ons huist een rekkelijke én een precieze. Sommigen van ons beleven het leven wat meer zwaarmoedig, anderen nemen het vrijmoediger, maar ieder draagt in zich de wipwap van vrees en vertrouwen. Zet je in op het één, dan komt meteen het ander naar boven. En andersom.

Deze ambivalentie is dichterbij dan je soms lief is. Vind je dat het A moet zijn, dan klinkt er een stemmetje in het achterhoofd ‘zou toch niet B …’. En kies je ferm voor B, dan tikt A vroeg of laat weer op je schouder.

‘Zullen we wel of niet zingen in de kerk?’

Kerken zijn geregeld gebukt gegaan onder de scheiding rekkelijken en preciezen, maar nu zit deze tweedeling anders in ons: Zullen we wel of niet zingen in de kerk? ,,Het kan weer”, zeggen de rekkelijken. ,,De overheid staat het toe, het is, onder voorwaarden, veilig genoeg.”

De preciezen vinden: ,,Niet doen. Samen zingen in de afgesloten ruimte van de kerk draagt een risico in zich. En veel van de kerkbezoekers zijn mensen die in de kwetsbare groep van de ouderen vallen.”

Overdag zoek ik met kerkbestuurders naar de goede wegen. Is zingen in grote, goed geventileerde kerken weer vertrouwd? En welke richtlijnen en voorwaarden geven we daarbij aan? In de nacht schrik ik soms wakker van vreesachtige gedachten. Ik behoor nu eenmaal een beetje tot de preciezen.

Kerkenraden zullen deze dagen bij zichzelf te rade gaan. Misschien is het eigenlijk niet zo moeilijk. Of ze vinden samen zingen een aanvaardbaar risico. Zing dan verantwoord. Of zij denken ‘liever nog even niet’. Hum dan vrijmoedig met de voorzang mee.

Zoals Paulus al zei: Wie zingt, zinge voor de Heer. Wie humt, humme voor de Heer.

Bron: Leeuwarder Courant